Met tot vuisten gebalde handen keek hij over het water naar Rotterdam. Wat er nog van Rotterdam over was, wat er nog van te zien was met die rookwolken, het brandde nu al dagen. Even verplaatste hij zijn blik en volgde een zwartgeblakerde papiersnipper, hij strekte zijn hand uit maar het waaide het water in en weer gleed zijn blik naar de stad waar hij geboren was.
In de verte ontwaarde hij zijn naam, hij moest weer aan het werk. De rottigste klusjes kreeg hij als jonge knul maar ze behandelde hem als gelijke en waren allemaal eensgezind. De schepen moesten leeg en die rotmoffen het land uit. Hij kon thuis komen met zijn salaris maar zijn moeder had hem die morgen laten beloven geen domme dingen te doen. ‘Tegen een wapen kan je niet op’, had ze hem gezegd, hij had gedwee geknikt was braaf naar school gegaan en daarna gaan helpen hier in de haven, maar diep in hem borrelde de haat de dwang iets te doen.
Net als een aantal van zijn vrienden wandelt hij hij bij Flardinga, hij wil wel een leuk meisje ontmoeten maar met die grote voeten van hem is dansen niets voor hem gebleken. Wandelen kan hij gelukkig wel en ondanks zijn jeugdige leeftijd werd hij ook bij de wandelvereniging als gelijke opgenomen. Vanavond zou hij zich eens vervoegen bij Ary Kop, dat was niet ver van zijn huis dat zouden zijn ouders wel goedkeuren.
Alsof Ary geweten had dat hij visite kreeg stond de voordeur op een kier, met zijn hoofd om de hoek hoorde hij geroezemoes en hier en daar een opgewonden stem. Een glimlach gleed over zijn gezicht, die stemmen kende hij. Hij werd kort maar opgewekt begroet en voor hij er erg in had, had hij een pamflet in handen Geuzenbericht stond erop. Zijn ogen gleden snel over de regels en met een tevreden glimlach keek hij op en ontmoette de blik van zijn vrienden.
De Geuzen waren een van oorsprong Vlaardingse verzetsgroep, de eerste verzetsgroep van Nederland. Bernhard IJzerdraat schrijft in zijn woede over het Duitse bombardement en de oorlog in het algemeen een Geuzenbericht, een kettingbrief die de lezer moet waarschuwen voor de bezetting en de Duitsers, vele brieven volgen. Hij komt via via bij de wandelvereniging terecht, mensen van gelijke gezindte IJzerdraat richt samen met Ary Kop het Geuzenleger op. Hun eerste doel is informatie verzamelen voor als de Britten komen, ze kunnen als wandelaars zonder argwaan overal komen en snijden ook telefoonkabels door. Verzetsgroep de Geuzen wordt snel groter, de leden zijn over het land verdeeld tot Arnhem aan toe maar ze zijn ook onvoorzichtig en ergens in november 1940 komt een NSB’er iets te weten.
Wat een beroerd weer, blij toe dat ik in de schoolbank zit en het rustig is in de haven. Jammer voor moe, ze kan wat extra geld wel gebruiken. Onwetend over wat er buiten gebeurd let hij goed op, een les over de Watergeuzen, een glimlacht trekt over zijn gezicht en zouden wij ook in de geschiedenisboeken komen? Dan hoort hij harde Duitse woorden en voor hij het weet staan ze in zijn klaslokaal totaal verstijfd kijkt hij ze met grote verschrikte ogen aan en buldert de leider zijn naam. Iedereen kijkt naar hem om en twee van zijn vrienden kijken hem vragend aan, ook zij ja. Hij schud stil zijn hoofd en even later wordt hij ruw achterin een wagen geduwd. In het donker herkende hij niemand maar de bewapende Duitser, de kwaadste niet, laat hen zacht met elkaar praten. Zijn ogen wennen snel en hij herkent vele leden van zijn wandelclub. We zijn verraden!
Zijn buurman voelde zijn paniek en fluisterde je bent minderjarig, ze laten je wel gaan. Hij geloofde het niet zo en keek de gezichten rond, daar was de vader van zijn klasgenote en daar die man is hij geen slager? Ze staken elkaar een hart onder de riem ‘en niemand verstaat Duits’ en ‘vertel ze niks’.
De Geuzen komen stuk voor stuk in het Oranjehotel terecht, de Scheveningse gevangenis die zijn bijnaam aan alle ‘Hollandse glorie’ binnen dankt, is een beruchte gevangenis. De Duitse methodes zijn eenieder wel bekend. Eind februari ’41 volgen de showprocessen en voor vele van die Geuzen volgen hoge straffen, een achttien onder hen hoort de doodstraf tegen zich klinken. De achttien mannen, 15 Geuzen en 3 februaristakers slijten hun laatste dagen in de dodencellen van het Oranjehotel. Ze mogen afscheid nemen van hun geliefden maar enkelen van hen geloven niet wat er komen gaat en vragen ‘de volgende keer de kinderen mee te nemen’. Niet lang na het afscheid worden hun celdeuren geopend, het is 13 maart 1941, hun maten achter de deuren kunnen niets dan roepen, huilen, schreeuwen en misschien zingen ze wel mee met de 18 mannen daar in de gang. Dan ga ik op tot Gods altaren (luister hier), voor het kleine houten deurtje staat een wagen hen op te wachten, het laatste wat zij zien is de duinen van de Waalsdorpervlakte en het vuurpeloton wat hun leven neemt.
De onbekende buurman in de vrachtwagen had gelijk en toch ook weer niet. Drie minderjarigen kregen tuchthuisstraffen en komen net als ruim 150 andere Geuzen in Buchenwald terecht maar worden als politiek gevangene ook naar andere kampen gestuurd. Meer dan vijftig van hen overleven deze kampen niet.
Nicky says
Indrukwekkend verhaal. Heel indrukwekkende plaats ook. We waren er stil van.
Liesbethblogt says
Uiteraard is het gedicht van Campert me bekend, ik deelde het al eens maar als ik over WO2 schrijf wil ik het behapbaar houden.
Mirjam Kakelbont says
Het is moeilijk een bestaand verhaal te schrijven, maar je hebt het met overgave gedaan. Je leeft je helemaal in in je personages.
Over de achttien mannen is een gedicht geschreven.
Een oom van mijn moeder was verzetsstrijder, is verraden en gefusilleerd. In Rotterdam is een laan naar hem vernoemd. Omdat mijn hele familie uit Rotterdam komt, ben ik na de oorlog opgegroeid met de oorlog.
Indringende foto…
MT says
Een voor mij onbekend verhaal indrukwekkend tot leven gebracht. Dank je wel.
Dimario says
Indrukwekkend weer, het blijft een zwarte periode in het leven van vele mensen.
Love As Always
dimario
Liesbethblogt says
Ik was op zoek naar verschil tussen verhaal en info, ik snap je maar dit was de beste optie.
John says
Moeilijk om door heen te komen maar zal aan mij liggen. Verzetsstrijders zijn net zo goed mensen die anderen doden.
Naomi says
Ik dacht heel even bij het zien van de titel dat je in een andere periode van de geschiedenis was gedoken dan gebruikelijk, maar (gelukkig) toch niet. Prachtig verteld! En ik wist overigens niets van dat hele idee van de ‘wandelvereniging’. Weer wat geleerd.
Sandra says
Ik was geboeid tot de laatste regel. Je hebt dit mooi geschreven.
Jan K. alias Afanja says
Goh … ben er even stil van. Het is een boeiend verhaal, en goed verteld ook.
Aukje says
Dit heb jij weer geweldig geschreven Liesbeth.
Mijn aandacht had het zeker.
Heel boeiend.
Sjoerd says
Een verrassend verhaal, mij niet bekend. Je hebt het goed beschreven, als is het een triest verhaal.
koffiedigitalix says
Je hebt het weer meer dan boeiend verteld.
peter grey says
Prachtig geschreven Liesbeth. Ik had – schande ! – niet eerder van deze geuzen gehoord. Ik begrijp dat de Waalsdorpervlakte gedurende de hele oorlog is gebruikt als executieplaats, en dat de lichamen meteen na de oorlog zijn weggehaald en herbegraven. De grote klok luidt op 4 mei niet voor niets.
rietepietz says
Bij alle gruwelijke informatie weet je een boeiend verhaal te schrijven! Misschien heb ik wel onbewust nooit veel wíllen weten uit die oorlogsperiode, omdat het allemaal zo gruwelijk en onrechtvaardig is dat er gebeurde en ik daar niets aan kan veranderen.
Jij zou ondertussen zelf best een boek kunnen schrijven.
Matroos Beek says
Het grijpt me aan. Wat vreselijk toch, al die vernielde jonge levens… Het doet me ook aan mijn vader denken. Pas na het overlijden van mijn moeder heb ik ontdekt dat hij in het verzet zat, hij was lid van de Witte Brigade. Ik vond zijn lidkaart tussen de papieren. En ook een kopie van brieven van twee vrienden die zijn geëxecuteerd. Ze kregen na hun arrestatie nog een uur om via een brief afscheid te nemen van familie en vrienden. Vreselijk.